Uitsterven van
beesten is van alle tijden, met vijf extra grote pieken. Deze vijf extra grote
pieken in het uitsterven van dieren worden gebruikt om grenzen van geologische
periodes aan te duiden. In het Phanerozoicum, de periode dat er dieren
zichtbaar zijn (van ‘phaneros’ ‘zichtbaar’ en ‘zooön’ ‘beest’), zijn er perioden met ‘oude beesten’, met ‘midden
beesten’ en met ‘nieuwe beesten’
Cenozoïcum. De periode met ‘oude beesten’ heet Paleozoïcum, die met ‘midden
beesten’ Mesozoïcum en die met ‘nieuwe beesten’ Cenozoïcum. De namen laten al
zien dat er een heel groot verschil is in type beesten: de twee belangrijkste grenzen – tussen
Paleozoïcum en Mesozoïcum, en tussen Mesozoïcum en Cenozoïcum – vallen samen
met grote uitstervingsgolven, en met een nieuwe start met andere beesten.
De allergrootste
golf van uitsterven van diersoorten was tussen 251.941±0.037 en 251.880±0.031
miljoen jaar geleden, een tijdsbestek van 61 ± 48 kjaar, tussen Paleozoïcum en
Mesozoïcum: tussen het Perm voor het Paleozoïcum en het Trias voor het
Mesozoïcum. Zo'n 90% tot 95% van alle mariene soorten stierf uit, net als zo'n
70% van alle diersoorten op het land, en 55% van de families van vaatplanten.
De uitsterving vond plaats over
omstreeks 60 000 jaar, maar het duurde 10 miljoen jaar voordat de
diversiteit van soorten weer op het oude niveau was.
S.D. Burgess, S. Bowring, & S-Z Shen, 2014. High-precision
timeline for Earth’s most severe Extinction. Proc Natl Acad Sci USA 111: 3316–3321
B. Cascales-Miñana
& C.J. Cleal, 2014. The plant fossil record reflects just two great
extinction events. Terra Nova 26: 195–200.