J.G.M. “Hans”
Thewissen, 2014. The Walking Whales: from
land to water in eight million years
University of
California Press, ISBN 978-0-520-27706-9
Hans Thewissen was
niet op zoek naar fossiele walvissen in
1992. Zijn project ging over de migratie van landbeesten tussen het
continent India en het
continent Azië, zo’n 50 miljoen jaar geleden, toen de Tethyszee nog tussen het
continent India en het continent Azië lag. De botsing van India en Azië leidde
tot het dichtschuiven van de Tethyszee en het opschuiven van de Himalaya, dus om
fossielen van zulke beesten te vinden ging hij naar de voetheuvels van de
Himalaya, in Pakistan. Daar struikelde Hans over Ambulocetus natans, een walvis met poten. Het was het begin van de
ontsluiering van de overgang van landbeest tot walvis. Zijn verdere zoektocht
naar walvissen leidde tot de definitieve indeling van de walvissen binnen de
evenhoevigen.
Waarom daar?
Er was daar ooit een ondiepe zee,
met veel biesbosachtig gebied langs de kant.
Zee?
Het supercontinent Pangea van
zo’n 250 miljoen jaar geleden brak op in het noordelijke Laurasië en het
zuidelijke Gondwana. Die splitsing verliep sneller in het oosten dan in het
westen, zodat de zee tussen Laurasië en Gondwana breder werd in het oosten.
Deze zee is de Tethyszee.
Laurasia, Gondwana en de Tethyszee
|
Gondwana brak op in de vroege
Jura, zo’n 180 miljoen jaar geleden. Wat nu India is kwam op een
eigen continentale plaat te liggen, en reist sindsdien naar het noorden. Eerst
vrij snel, tot de Indiaplaat op de Euraziëplaat botste, en uit de botsing de
Himalaya naar boven kwam als kreukelzone. Het oostelijke deel van de Tethyszee
sloot daardoor, of ging over in de oceaan aan beide kanten van India.
De reis van meer dan 6000 kilometer van het continent India (Indian Plate) voor zijn botsing met Azië (Eurasian Plate) omstreeks 40 tto 50 miljoen jaar geleden. http://pubs.usgs.gov/gip/dynamic/himalaya.html
|
In het Eoceen, van 56 tot 34
miljoen jaar geleden, was de Tethyszee een ondiepe zee op continentaal plat,
die zich aan het sluiten was. Daar waar nu de zuidrand van de Himalaya is, was
toen zee tussen India en Azië. Uitwisseling van vroege zoogdieren tussen India
en Eurazië moest over de Tethyszee en haar eilanden. Vandaar dat fossielen van
zoogdieren uit dit gebied zo interessant zijn. Vandaar dat Hans Thewissen in
Pakistan in de voetheuvels van de Himalaya was, net als Philip Gingerich
eerder.
Fossiele walvissen bekend voor 1980.
Fossiele walvissen waren al
vroeg bekend, al vanaf omstreeks 1830. De bekendste vroege walvis – er zijn er
vele – is Basilosaurus. Eerst was het niet duidelijk dat de enorm
grote ruggenwervels bij een walvis hoorden, en daarom werd het fossiel ‘koningshagedis’
genoemd. Maar omdat bij formele Latijnse soortsnamen geldt ‘eens gegeven blijft
gegeven’ heet het beest voor altijd ‘hagedis’; al is het voluit Basilosaurus cetoides, ‘walvisachtige
koningshagedis’. Basilosaurus cetoides
werd gevonden in de Verenigde Staten vanaf de 19de eeuw, en Basilosaurus isis later in de Sahara in
Egypte. Basilosaurus leefde op het
einde van het laat Eoceen, van omstreeks 40 tot 34 miljoen jaar geleden
Skelet van Basilosaurus cetoides
|
Waarom is Basilosaurus een walvis? Vorm
van de wervels, schedel ... Onder andere omdat een van de oorbotten een
speciale vorm heeft. Die speciale vorm komt bij levende beesten alleen voor bij
de walvis, en daarom is elk fossiel beest met die speciale vorm een walvis –
tot overduidelijk zou blijken dat het geen walvis is. Het gaat over het
tympanic bot, dat is het bot dat een ring vormt om het trommelvlies en waarin
de gehoorbotjes en het eigenlijke gehoororgaan liggen. Bij mensen is dit bot
niet afzonderlijk aanwezig maar opgenomen in het slaapbeen. Bij walvissen is
het groot en afzonderlijk van de andere bottten van de schedel.
Tympanic bullae van een aantal walvissen. De rode pijl geeft het involucrum aan. A, B uitgestorven primitieve baleinwalvissen; C vinvis ; D noordkaper; E, F uitgestorven tandwalvissen. https://vmnhpaleontology.wordpress.com/2007/12/19/in-the-news%E2%80%93whale-ancestors-and-more-ear-bones/
|
Basilosaurus isis. http://www.touregypt.net/featurestories/valleyofwhales.htm
|
Basilosaurus verschilde
natuurlijk ook van de huidige walvissen. Basilosaurus
en zijn familie hadden nog duidelijke achterpoten en een duidelijk bekken, al
zat het bekken niet aan de ruggegraat vast.
Basilosaurus achterpoten (femur=dijbeen, tibia=scheenbeen, fibula=kuitbeen, enkelbotten, middenvoetsbeenderen, en tenen) en bekkenbeenderen (Ilium, pubic symphysis=samengroei bekken middenvoor). Het bekken is niet verbonden met de ruggegraat.
|
Basilosaurus had een
gebit met duidelijke snijtanden, hoektand, valse kiezen en ware kiezen, heel
anders dan bij de huidige tandwalvissen met hun vele gelijkvormige tanden.
Zo kom je tot een lijstje met
kenmerken voor vroege walvissen. Ze staan in het plaatje hieronder.
Gezamenlijke afgeleide kenmerken van vroege walvissen gedemonstreerd aan de schedel en onderkaak van de soort Durodon atrox, uit de familie Basilosauridae (37 Mya). Schedel links gezien vanaf gehemelte, rechts bovenaanzicht, ‘Pachyosteosclerotic bulla’ betekent een dik involucrum. Het bot ‘postorbitale’ ligt achter de oogkas en is smal (Uhen 2010 fig 2).
|
Basilosaurus en
andere fossiele walvissen lieten met hun achterpoten en duidelijke tanden, hun
neusgat halverwege hun schedel – ter hoogte van hun hoektand – duidelijk zien
dat walvissen afstamden van landbeesten. Niemand wist welke landbeesten. Basilosaurus en andere fossiele
walvissen waren ook niet erg oud. Ze kwamen uit het laatst van het Eoceen, 41
miljoen jaar geleden. Uit de tijd daarvoor was er niets bekend. Het was wel
duidelijk hoe een oudere walvis te herkennen: behalve het doorslaggevende
involucrum, de vorm van de kiezen en de smalle snuit waarbij de snijtanden en
de hoektand op één lijn liggen vanaf de voorste kiezen.
Een klein stapje in de tijd.
Basilosaurus en
andere fossiele walvissen waren gevonden in Noord-Amerika, en in de Sahara.
Daar waren geen oudere walvissen te vinden. Die oudere beesten waren zoek. Ook
waren er uit Azië geen vroege walvissen bekend.
Tot Richard West kiezen en een deel
van een onderkaak met kiezen vond, diverse kiezen als van vroege walvissen. In Pakistan,
in de Ganda Kas regio. In sedimenten uit de oever van de Tethyszee. En uit het
Midden-Eoceen, vroeger dan de basilosaurusfamilie.
Tot Philip Gingerich een deel
van een schedel van een walvisachtige vond, weer in Pakistan, min of meer in
dezelfde buurt. Gingerich noemde het beest Pakicetus
inachus – ‘pakistan walvis’. De
plaats was een verrassing. De tijd was een verrassing: 49 miljoen jaar. Dat was
1983. Pakicetus was bijvangst bij een
onderzoek naar de fossiele fauna van het subcontinent India.
Tot Hans Thewissen ...
(wordt vervolgd)