Fossielen zijn vaak geplet, en dat maakt het niet
altijd gemakkelijk om uit te vinden hoe ze er in drie dimensies en levend
uitzagen. Bijvoorbeeld, dit rommeltje:
Dit fossiel wordt
gereconstrueerd als een redelijke interessante vis, met een aanzet tot een
zespotig gewerveld landbeest:
Er staat in de
reconstructietekening welke botten gevonden zijn. Je moet om te beginnen iets
van de anatomie van vissen weten voordat je eraan begint. Bijvoorbeeld hoe
wervels eruit zien, wat voor botten er in de kop zitten en zo. Anders blijft
het bij alleen maar flattened fauna.
Het kan ook zijn dat er geen
chocola van een fossiel te maken is. Dat was het geval bij dit fossiel, en het
was nog wel zo'n mooie goed bewaarde. Het fossiel heet Atopodentatus unicus; dat betekent: het enige of unieke beest met
tanden op een gekke plaats.
Het is duidelijk een vrij
groot gewerveld beest, heeft vier poten en een lange staart, een lange nek en
een kleine kop. Het was een zeebeest, uit het Midden-Trias. De achterpoten zijn
zwempoten, zie de tenen. Het bekken blijkt bij nadere beschouwing stevig genoeg
dat het beest in ondiep water of op moddervlaktes of zandplaten kon kruipen,
maar echt lopen zat er niet in. Van de schedel is genoeg te zien om te bedenken
dat het een zeebeest is uit de grote Diapsiden groep, maar wel uit een groep
die dichter bij de hagedissen dan bij de
krokodillen of schildpadden staat. Het gaat om de Sauropterygia, een groep met
dit beest, en onder meer de latere Plesiosaurussen, of Loch Ness fame.
Plesiosaurussen zijn volledig zeebeest, meestal roofdieren maar soms filteraars
Figuur 1. Atopodentatus unicus, fossiel van het gehele beest als gevonden in 2014. Een redelijk groot beest, 275 cm, met duidelijk zwempoten en een kleine kop |
De twee gevonden schedels
zagen er vreemd uit. Er zit een raar bochtje in de schedel die op de foto staat
met het hele fossiel, en de wat meer gedetailleerde schedel boven doet je je
ook afvragen hoe die bek in elkaar zat.
Er zijn 175 tanden in de
bovenkaak en 190 tanden in de onderkaak geteld. Die op de zijkant van de
onderkaat zijn het duidelijkst bij deze schedels. Het zijn hele fijne tanden,
als naaldjes. De grootste tandjes zijn bijna een cm lang, en maar een mm bij
hun basis, met een scherpe punt. Heel dun en heel klein, en heel scherp. Dit
beest was geen roofdier. Dit zijn geen roofdiertanden. De tanden wijzen op een
filteraar. Om te filteren moet je een hap water met spul nemen, en dat water
naar buiten persen. Dan moet je bek dicht, en de vraag was hoe. De schedel in
figuur 2 en figuur 3 gaf niet veel aanwijzing hoe die bek dan werkte.
Cheng en de andere
onderzoekers die het fossiel in 2014 publiceerden voelden zich ook niet erg
zeker. Ze zeggen dat het beest hun een filteraar die dicht bij de bodem leefde
lijkt. Misschien vagelijk te vergelijken met de flamingo? Misschien zocht Atopodentatus voedsel op de bodem, en
gebruikte hij zijn onderkaat als een soort schep, en de verticale snuit om spul
in zijn mond te krijgen en de fijne tandjes als een soort luizenkam om voedsel
uit de troep te halen. De omschrijving in het arikel gaf aanleiding tot
reconstructies, als een beest met een soort ritssluiting in zijn kop, met die
gekke bocht die het fossiel laat zien.
Het is geen wonder dat het
beest in beide reconstructies wat treurig kijkt. Wie wil er zo uitzien? Zelfs
als je een fossiel bent? En je schedel platgedrukt gevonden is?
Gelukkig voor Atopodentatus werden er nog twee
fossiele expemplaar gevonden, en deze hadden een anders platgedrukte bek. Dat
zag er ook vreemd uit, maar niet gek.
Figuur 4 In 2016 gepubliceerde fossiele koppen van Atopodentatus. Boven een fossiele kop die weinig vervormd lijkt, onder een fossiele kop waarbij het tandenkammetje heeft losgelaten |
De bovenste van de twee
koppen is duidelijk weinig vervormd. Een reconstructie van de kop op grond van
deze fossielen geeft:
Bij deze twee fossielen van
Chun et al (2016) zijn de tanden ook in meer detail te zien. De voorrand van
het T-stuk heeft beitelvormige tanden, en de achterrand en de zijrand hebben de
fijne naaldvormige tanden. In schema:
De bovenkaak steekt iets uit
boven de onderkaak, en de achterrand met tanden van de bovenkaak valt tussen
de tanden van de onderkaak. Een doorsnede op de stippellijn laat dan het
volgende zien, in schema:
De tanden aan de voorkant
van het T-stuk zouden hapjes uit algenbloei hebben kunnen bijten of agen van rots
hebben kunnen schrapen. De fijne naaldtandtjes zijn geschikt als filter, om stukjes
algenprut en bijbehorende kleine kreeftjes binnen te houden Tandkam vóór voor
schrapen, tandkam achter voor filteren
Het beest in zijn geheel
wordt dan, zwemmend en etend:
**************
Literatuur:
Cheng et al, 2014. A new marine reptile from the Triassic of China,
with a highly specialized feeding adaptation. Naturwissenschaften (2014)
101:251–259
Chun et al, 2016. The earliest herbivorous marine reptile and its
remarkable jaw apparatus. Sci. Adv. 2016; 2 : e1501659