Het gaat
dan ook om een vleerdino.
Vleerdinosauriërs:
dinosauriërs die niet vliegen met veren aan hun arm en hand maar met een
vlieghuid. Een vierde manier van vliegen naast vogels, vleermuizen en
pterosauriërs. Zoiets als dit:
Vleerdino's
zijn zo vreemd dat ze zelfs in het assortiment fantasiebeesten schijnen te
ontbreken. De reactie op de publicatie van het fossiel was dan ook: 'wat
krijgen we nu?'
Het gaat om
een fossiel van tussen 163 en 157 miljoen jaar oud, STM 31-2, gevonden in
China. Het fossiel was te vinden waar de steen spleet, en op beide kanten van
de gespleten steen was fossiel aanwezig. Alle stukken staan op de eerste foto.
Het fossiel
bevat de voorkant van een gewerveld landbeest: schedel, nekwervels, wat ribben,
twee voorpoten en wat achterpootbotjes. De botten liggen wat door elkaar, maar
niet al te erg. Er zijn dunne draadvormige veren langs kop, nek en rug, en het
stukje achterpoot. De schedel laat zien dat het om een dinosauriër uit de
theropoden-groep gaat, zelfs uit de maniraptora-groep, dus vrij dicht bij de
vogels. Het is een vrij klein beest, geschat op een 380 gram.
De
verrassing kwam toen de botjes van de voorpoten geïdentificeerd werden. Er
waren duidelijk 3 vingers, alle drie bewaard voor de rechtervoorpoot. De
rechtervoorpoot is rechts op de foto.
Voor beide
voorpoten waren het opperarmbeen en spaakbeen en ellepijp te vinden. Ellepijp
en spaakbeen waren met wat vergroting te identificeren: zelfs in de foto's hier
is hopelijk te zien dat ze over elkaar liggen en elkaar kruisen, maar in figuur
Extended data 2 van de publicatie is het duidelijk. We zien drie vingers met
klauwtjes, van oplopende lengte. De eerste vinger, die overeenkomt met de duim
bij ons, is die aan de kant van het spaakbeen. De laatste vinger is die aan de
kant van de ellepijp (bij ons is dat de pink); en hier is het de lange derde
vinger.
Dan komt er
een probleem, want er is aan beide zijden een bot over. Een vrij lang bot,
zonder onderverdeling. Een bot dat wat toeloopt aan de losse kant en vast lijkt
te zitten aan de pols. Het is even 'styliform element' genoemd, een beschrijvende
benaming zonder interpretatie.
Er was geen
enkel overeenkomstig bot bij de dinosauriërs bekend: in 2015 is dit de eerste
keer dat een dergelijk bot bij een dinosauriër gevonden wordt. Niet dat een
dergelijk bot helemaal niet voorkomt: een bot dat bij de pols uitsteekt is
bekend van de reuzenkoeskoes (Petauroides volans), bij de buideleekhoorns als
de sugar glider (Petaurus breviceps), bij de witkelige vliegende eekhoorn
(Petaurista leucogenys) en bij de pterosauriërs. Bij de zoogdieren heet zo'n
bot een spoor, en bij de pterosauriërs heet het bot het pteroid. Dus bij
zwevende zoogdieren en de vliegende pterosauriërs komt zo'n bot voor. Allemaal
met een vlieghuid.
De voor de
hand liggende eerste hypothese is dan dat het om een beest met een vlieghuid
gaat. Zijn er verdere aanwijzingen voor een vlieghuid in het fossiel? Ja, er
zitten wat resten van zacht weefsel rond het styliform element en de vingers.
Die resten van zacht weefsel lijken op plat dun weefsel, een membraan, van een
verder nooit eerder gevonden type (bij dinosauriërs). Verder onderzoek liet
melanosomen zien, cellichaampjes waarin zwarte of bruine kleurstof gevonden
wordt. Het membraanachtige spul had nogal kleine ronde melanosomen, en dat
betekent bruine kleurstof, terwijl de veren melanosomen voor zwarte kleurstof
lieten zien.
Gaat het om
een spoor met een bruine vlieghuid? Ja, als we vergelijken met andere
gewervelde landdieren. Heel andere gewervelde landdieren, trouwens. Dus, we
gebruiken een hypothese op grond van andere gewervelde dieren om het fossiel te
verklaren.
Hoe
zou zo'n vlieghuid eruit gezien hebben?
Alles wat we hebben is de lengte van het styliform element, en de aanhechting
bij de pols. Dat geeft de mogelijkheden a, b en c uit de volgende figuur.
Voor
glijden of zelfs vliegen lijkt mogelijkheid a de beste papieren te hebben. Het
is totaal onbekend hoe ver naar achteren langs het lijf de vlieghuid doorliep.
Ter
vergelijking: Vliegers:
d) vleermuis; e) vogel; f) pterosauriër; Glijder: g) witkelige vliegende eekhoorn (Petaurista leucogenys, giant Japanese flying squirrel)
Het is
duidelijk dat voor vliegen een vleugel in drie delen nodig is: bovenarm,
onderarm, hand, met een vrij lange sterke bewegelijke hand. De lange derde
vinger doet aan een potentiële vlieger denken, eerder dan aan een glijder.
De soort
van dit fossiel is Yi qi genoemd. De
publicatie is zo goed de vertaling te geven:
Yi = vleugel en qi = vreemd.
Reconstructietekening, beter dan de tekeningen hierboven.
*************
Padian, K. 2015. Dinosaur up in the air.
Nature 521:
40–41
Xu, X. et al. 2015, A bizarre Jurassic
maniraptoran theropod with preserved evidence of membranous wings. Nature 521: 70–73
doi:10.1038/nature14423
Geen opmerkingen:
Een reactie posten